Jim van Os: "Als je flexibel en modulair gaat behandelen, heb je geen wachttijden"

In de praktijk

Jim van Os, hoogleraar psychiatrie bij het UMC Utrecht, gespecialiseerd in Public Health en de gezondheidszorg, pleit voor een radicale verandering in de organisatie van de GGZ, die wat hem betreft een-op-een bruikbaar is voor de situatie in de jeugdzorg. De kern: accepteer psychisch lijden als iets dat bij mensen hoort, de-medicaliseer, werk in groepen, creëer capaciteit voor social holding, publieke en herstelbenaderingen en laat de ggz op flexibele wijze invliegen bij complexe problematiek voor eerste maar vooral ook tweede orde behandelingen. Wachttijden verdwijnen daardoor volgens hem vanzelf.

Afbeelding van tijd die verstrijkt

“Wachttijden zijn relatief en het gevolg van onze wijze van organiseren.”

Volgens Van Os is er de afgelopen decennia te weinig geïnvesteerd in geïntegreerde zorg voor mensen met complexe problemen en is de GGZ te veel gericht op ‘lichtere’ ziektes zoals burn-out. Dat zorgt voor een enorme vraag, die in zijn optiek ook direct samenhangt met het verdienmodel waarvan sinds 2006 sprake is.

“Zorgverzekeraars moeten resultaten laten zien. En aanbieders die aan de hand van gestandaardiseerde methodes op basis van evidence-based richtlijnen laten zien dat patiënten beter worden, krijgen het meeste geld. Dat leidt tot de situatie dat bijna tienduizend GGZ-aanbieders jagen op relatief makkelijke patiënten om geld te verdienen. De markt is gigantisch, want zo’n 20 procent van de bevolking heeft weleens last van significante psychische klachten."

In de jeugdzorg functioneren gemeenten als een soort zorgverzekeraars die zorg inkopen bij instellingen. Ook hier zie je dat er vooral wordt gefocust op ‘specialistisch’ werken voor relatief eenvoudige problematiek en niet meervoudige problematiek. Behandelingen worden steeds specifieker en de zorg steeds meer verkokerd.

“Lange tijd hebben we gedacht dat zogenoemde professionals alles kunnen oplossen.”

Van Os bepleit dan ook een radicale koerswijziging. In zijn optiek moet de GGZ er vooral zijn voor mensen met complexe problematiek. Mensen met lichtere klachten kunnen terecht in een ‘publieke GGZ’, waar men kan kiezen uit online communities, buddies, herstel ondersteunende consulten, anonieme chat, laagdrempelige groepen en anonieme flexibele consultatie met psychologen en psychiaters.

Verder staan de zogenoemde Herstelacademies centraal, waar mensen onder leiding van ervaringsdeskundigen leren hoe ze moeten omgaan met psychisch lijden. Als mensen in de leergroepen van die academies toch meer hulp nodig hebben – denk aan een paar sessies specifieke therapie als EMDR– dan wordt voor korte tijd een psycholoog of psychiater ingeschakeld die goed is in improviseren en tweede orde behandelingen.

Het proces zou volgens Van Os moeten worden omgedraaid: het leerproces in de Herstelacademies is het primaire proces bij patiënten met psychisch lijden, de GGZ-professionals worden flexibel en modulair ingevlogen. Niet vanwege hun kennis, maar vooral vanwege hun ervaring.

Lange tijd hebben we gedacht dat zogenoemde professionals alles kunnen oplossen. Maar dat is niet zo. We zijn God niet.

“Het systeem rond een kind moeten we leren om te helpen en te steunen”

Een groot voordeel van deze wijze van organiseren is volgens Van Os dat het de samenleving weerbaar maakt.

Het is normaal om je nu en dan slecht te voelen. Psychisch lijden is onderdeel van de menselijke soort. Dat we de behandeling daarvan hebben losgekoppeld van de samenleving en behandelingen hebben gericht op specifieke symptoomreductie volgens bepaalde richtlijnen is dan ook bizar. Behandeling moet juist geïntegreerd worden in het dagelijks leven.

Een belangrijk aandachtspunt van Van Os is dan ook de scheiding tussen sociale zorg en de GGZ. “Als mens met problemen kun je jezelf niet onderverdelen in een deel diagnostische behandeling en een deel sociale problemen. Maar wij hebben daar wel een scheiding in aangebracht als het gaat om de zorg. Psychisch lijden kun je vaak niet genezen, maar je kunt wel helpen om het te normaliseren en om er mee om te kunnen gaan.

Door te werken in groepen onder leiding van ervaringsdeskundigen kun je een heleboel mensen op het spoor zetten van zelfmanagement. Waar we nu 30 sessies behandelingen doen, zou er veel meer sociale steun moeten komen. We moeten steun aanbrengen rond mensen die stuiteren, een goede geoliede hulpgroep.

Het systeem rond een kind moeten we leren om te helpen en te steunen zodat kinderen met problemen leren het leven te leven zonder dat er bijvoorbeeld uithuisplaatsing hoeft plaats te vinden.

Een oom, de schoolpedagoog, de wijkagent. Allerlei mensen kunnen samen een ‘steunsysteem’ vormen.

“Begin altijd bij de sociale zorgbehoefte”

Het is daarbij volgens Van Os essentieel dat hulp integraal wordt en dat bijvoorbeeld de Jeugd GGZ, jeugd forensisch, LVB, opvoedhulp en jeugdzorg in het algemeen elkaar weten te vinden en ècht samenwerken. Zoals de WMO en de GGZ elkaar moeten vinden bij volwassenen, is het equivalent daarvan de jeugd GGZ en de jeugdzorg en de WMO van de ouders.

In het jeugddomein moeten die veel beter gaan samenwerken. Het leven van het kind is daarbij het uitgangspunt, uithuisplaatsing moet te allen tijde worden voorkomen en de jeugd-ggz moet dat faciliteren. Hoe complexer het probleem, hoe groter de sociale zorgbehoefte en hoe meer behoefte ook aan ervaringsdeskundigheid, blijkt daarbij in de praktijk.

“Begin altijd bij de sociale zorgbehoefte en laat vervolgens de GGZ aansluiten met zijn specifieke bijdrage. En niet zoals het nu door de GGZ wordt: hoe complexer, hoe specialistischer. Want daarmee bedoelt de GGZ dat er een psycholoog of psychiater is die maar één ding doet. Het is een excuus om de deur dicht te houden voor bijvoorbeeld ervaringsdeskundigheid, sociale zorgbehoefte, WMO, publieke benaderingen, etc.

De GGZ moet er wel zijn voor complexe dingen, maar niet door zich op te sluiten in behandelstraten. Die moeten juist flexibel uitvliegen daar waar de WMO, ervaringsdeskundigheid en andere partijen aan het werk zijn, hun ding doen en vervolgens weer weg gaan.

Opvallend genoeg zijn Amsterdam en Utrecht tot nu toe de enige gemeenten waar dat een beetje van de grond is gekomen. Bij Levvel lopen bijvoorbeeld adolescenten rond in de organisatie die gewoon lekker meedoen.”

“We zijn vastgelopen in een administratief systeem waarin hulpverleners niet meer menselijk kunnen werken”

Om zijn visie op de nieuwe GGZ in de praktijk vorm te geven, maakt Van Os sinds een aantal jaren deel uit van GEM: het Ecosysteem Mentale Gezondheid, waarvan de principes in het boek ‘We zijn God niet’ zijn beschreven. GEM - een ideële, de-medicaliserende en waardengerichte beweging - probeert een doorbraak te creëren richting de nieuwe GGZ.

Dat begint bij waarden. Iedereen in een regio waar ze met GEM werken, spreekt af: “Wij werken samen, we laten elkaar niet in de steek en we werken op basis van menselijkheid en relatie en we vinden ervaringsdeskundigheid belangrijk.

"Het grappige is dat als mensen dat eenmaal doen en zich niet gek laten maken door managers en snelle zorgcowboys en mensen daadwerkelijk helpen bij het leven, dat dat zorgt voor een revolutie. Daar moet het ook bij beginnen, anders gaat het niet lukken.

De gemeenten Deventer en Doetinchem werken inmiddels zo en steeds meer gemeenten - zoals Groningen, Rotterdam en Den Bosch - willen meedoen. In de praktijk gaat verandering niet zonder slag of stoot, erkent hij.

“Er is in het begin commitment, maar dan krijg je bijvoorbeeld psychiaters die het proces saboteren omdat zij vinden dat zij hoofdbehandelaar moeten zijn of psychologen die de waarde van ervaringsdeskundigheid ter discussie gaan stellen. De-medicaliseren is namelijk ook dereguleren, want we zijn vastgelopen in een administratief systeem waarin hulpverleners niet meer menselijk kunnen werken.”

Van Os is stellig over wachttijden: “Die zijn relatief en ontstaan als je jezelf opsluit in een behandelstraat en zegt dat je een x aantal mensen kunt behandelen in 30 sessies en voor de rest blind bent. Als je flexibel en modulair gaat behandelen, veel meer in groepen gaat werken en elkaar vanuit verschillende disciplines flexibel ondersteunt, herstelacademies inzet en het sociaal domein gebruikt voor sociale behandelingen in plaats van medische behandelingen, in combinatie met een krachtige publieke ggz en drempelloze toegang tot herstelondersteunende consulten, dan heb je geen wachttijden.

Dat gaat alleen in tegen de Zorgverzekeringswet, die alleen maar gaat over productie en financiën, waarover iedereen het ook heeft. GEM probeert daar tegenover een menselijk waardengedreven zorgsysteem in het leven te roepen. En laten we zorgen dat dat gaat lukken, want dat is wat patiënten nodig hebben.”

“Alle behandelingen werken een beetje in de psychiatrie”

Psychiaters en psychologen hebben in dat perspectief volgens Van Os een probleem. Want die academische beroepsgroepen zeggen dat ze alles weten en kunnen en evidence based richtlijnen hebben voor elke stoornis. “Maar als je dat wetenschappelijk bekijkt, dan is dat niet waar. Er zijn geen evidence based behandelingen, want alle behandelingen werken een beetje in de psychiatrie. Het zijn niet zozeer de technische ingrediënten van de psychotherapie of medicatie die het meeste werk doen.

Verreweg de meeste mensen in de zogenaamde evidence based specialistische GGZ worden beter doordat er menselijk contact is dat maakt dat ze motivatie krijgen om te veranderen.

Je hebt wel psychiaters en psychologen nodig, want die kunnen goed kijken, zeker als ze veel ervaring hebben. Maar hun rol is in onze visie het geven van improviserende tweede orde behandelingen via bijvoorbeeld pedagogen. “

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.