Toen Katie Eppenhof jaren geleden een jongen tegenkwam op een school waar ze als jongerenwerker werkte, voelde ze binnen één gesprek: jou laat ik niet los. Hij was omringd door professionals, maar zelden door mensen die écht naar hem luisterden. Katie over haar rol als JIM, Jouw Ingebrachte Mentor.

“Er waren zoveel mensen die over hem praatten, en zo weinig die mét hem praatten,” vertelt ze. “Ik dacht meteen: ik ga naast je staan. We gaan dit samen doen.”

Van jongerenwerker naar JIM

Katie werkte in het jongerenwerk toen de jongen haar vroeg: “Ben jij eigenlijk een professional? Want anders kun je wel mijn JIM worden.” Ze moest lachen, maar voelde meteen wat er op dat moment nodig was: iemand die niet weggaat. “Het maakte me niet uit of ik er geld voor kreeg of niet. Ik wilde er zijn totdat hij zélf zou zeggen dat hij mij niet meer nodig heeft.”

Als JIM, Jouw Ingebrachte Mentor, is Katie geen formele zorgverlener, maar iemand uit het dagelijks leven die de jongere vertrouwt. Iemand die meeloopt, meevoelt en mee blijft denken. “Professionals komen en gaan. We hebben er zeker al meer dan 200 gezien. Maar ik ben er nog steeds. En ik ga niet weg.”
 

Nabijheid maakt het verschil

In de JIM-methodiek staat het benutten van het netwerk centraal. Voor Katie is dat geen techniek, maar een vanzelfsprekendheid. “Iedereen zou iemand naast zich moeten hebben staan die hen veilig laat voelen. Als die persoon er niet is, dan moet dat de eerste stap zijn. Want er zijn weinig jongeren die niémand hebben. Soms moeten we diegene gewoon helpen vinden.”

Tijdens overleggen zag Katie vaak hoe de jongen dichtklapte. Dan keek ze hem aan en wist ze genoeg. “Dan zei ik: ‘Wij gaan even een break nemen’. Buiten maakten we samen een plan. Binnen sprak ik namens hem uit wat hij zelf nog niet durfde te zeggen.”

Ze leerde hem kennen buiten formulieren, buiten gedrag, buiten labels. “Terwijl anderen inzoomden op problemen, kon ik laten zien wat wél werkte. Zijn humor, zijn creativiteit, zijn presentatievaardigheden. Een andere bril maakt echt verschil.”
 

Proeftuin Hart van Brabant

De proeftuin Hart van Brabant herkent dat verschil. Katie is er betrokken vanuit haar jongerenwerk en neemt haar ervaring als JIM daarin mee. “Waar ik blij van word, is dat ze kijken naar: wat hebben jullie écht nodig? Ze maken een compleet beeld en denken mee. Niet eerst weer tien loketten, maar doen wat helpt. Dat is precies de beweging die we nodig hebben.”

Toch ziet ze ook hoe ingewikkeld systemen soms kunnen zijn. “Soms loop je tegen muren op. Maar ik geloof dat je juist aan de voorkant het verschil maakt: dichtbij, in de wijk, met mensen die blijven. Zorgprofessionals denken vaak in oplossingen, hulpvragen en labels terwijl de krachten en kansen veel dichterbij en gemakkelijker kunnen zijn.”
 

Ik laat je niet los

Het thema van de Week tegen Kindermishandeling is: Ik laat je niet los. Voor Katie is het geen slogan, maar een houding. “Hij mag me altijd bellen, ’s avonds, in het weekend. Ik ben er. Dat betekent niet dat je jezelf moet uitputten. Je mag je grenzen aangeven. Maar het betekent wél dat iemand weet: jij gaat niet zomaar weg.”

De vertrouwensband die ze samen hebben opgebouwd, is hecht. Niet omdat het altijd makkelijk was. “Ik heb ook wel eens huilend in de auto gezeten. Maar ik kwam altijd terug. En nu zie ik hem groeien. Dat is het mooiste wat er is.”
 

Een oproep aan ons allemaal

Katie benadrukt dat je helemaal geen professional hoeft te zijn om van betekenis te zijn. “Het is een kleine moeite om iemand te laten weten dat je er bent. Vraag je nichtje eens om een kopje thee. Ga eens langs bij een kind waarvan je denkt: gaat het wel goed? Of ga eens in gesprek met die moeder die je wekelijks in de speeltuin ziet en waarvan je denkt; gaat het wel goed? En vraag gewoon: Hoe gaat het écht met jou?”

Volgens Katie kunnen we allemaal het verschil maken, juist in de kleine dingen. “Je hoeft niet alles op te lossen. Je hoeft er niet elke dag te zijn. Maar iedereen verdient iemand die naar hen omkijkt, zonder oordeel, iemand die ziet wie je bent als mens.”

We zijn allemaal onderdeel van deze samenleving. En we hebben allemaal een rol. Soms begint verschil maken al bij één simpel gebaar: een appje, een kopje thee, een vraag die écht bedoeld is. Niemand zou het alleen moeten doen.