Gedragswetenschapper als cruciale beslisser: Wat is er nodig om dit kind thuis te laten opgroeien?

In de praktijk

Professionals in gesprek over voorkomen van uithuisplaatsingen

Kunnen of moeten we streven naar nul uithuisplaatsingen? Wat betekent deze ambitie voor het dagelijks handelen van professionals in de praktijk? En voor onderlinge samenwerking? Gedragswetenschappers Haike Jacobs en Yanthe Gunther spreken erover, beiden vanuit hun eigen, verschillende perspectief.

Kind met Lego-set.
Beeld: ©voor Jeugd & Gezin / Marieke Duijsters

Pia van den Boom, beleidsadviseur bij BGZJ, leidt het openhartige gesprek tussen de twee gedragswetenschappers. Jacobs werkte zeven jaar als gedragswetenschapper in een wijkteam, Gunther is gedragswetenschapper bij Jeugdbescherming west. Daar spreekt Gunther met collega’s veel over de beweging van nul en de positieve effecten ervan, maar er wordt ook kritisch gekeken. Jacobs was vanaf het begin betrokken bij deze beweging, die steeds meer voet aan de grond krijgt in de jeugdhulp.

Jacobs: ‘Ik vind nul uithuisplaatsingen een heel mooi streven. Uithuisplaatsingen zijn geen oplossing, ik denk niet dat het winst oplevert. Het is juist schadelijk voor kinderen. Dat laat onderzoek, bijvoorbeeld dat van Doyle, ook zien.’ Ze vertelt dat het haar doel is om kinderen thuis te laten opgroeien en daarbij te kijken op welke manier. ‘Wat is er nodig? Wat geven ouders aan nodig te hebben? Ik denk dat we daarover creatiever kunnen nadenken.’ Jacobs werkt met een andere doelgroep dan Gunther. Gunther ziet de gezinnen waarbij een vrijwillig kader niet mocht baten en die, bijvoorbeeld door een wijkteam, naar jeugdzorg zijn doorverwezen. Zij heeft dan ook een andere visie dan Jacobs. Bij haar organisatie zien ze een uithuisplaatsing als een laatste redmiddel. Hun missie is: “ieder kind blijvend veilig”. ‘Wij vinden dat kinderen thuishoren bij hun ouders: “niet het kind eruit, maar de onveiligheid eruit.” We zien echter ook de echt schrijnende gevallen waar dat niet lukt.’

Yanthe Gunther.
Yanthe Gunther.

Nul in de praktijk

Jacobs vertelt dat nul uithuisplaatsingen op verschillende niveaus aan de orde komt in haar wijkteam. Tijdens wekelijkse intervisies met medewerkers, bij de keuze voor gesprekstechnieken en bij kernbeslissingen met andere jeugdzorginstellingen. ‘Ik liep veel met medewerkers mee en het viel me op dat de gesprekstechnieken die werden ingezet vaak gebaseerd waren op dwang en drang, hoe subtiel ook. Tijdens kernbeslissingen neem je de nul-visie mee en probeer je de gedachtegang breder te trekken dan wel/niet doorverwijzen. Daarmee maak je de analyse van wat er nodig is scherper.’

Bij Gunthers organisatie proberen ze door hun motiverende gespreksvoering meer samen met het gezin te kijken wat helpend zou kunnen zijn. ‘We investeren in eerste instantie heel erg in de klik met het gezin, ook omdat we weten dat gezinnen een bepaald beeld hebben bij jeugdbescherming. We gaan veel bij ze langs. We beginnen weliswaar met bepaalde afspraken om de acute veiligheid in het gezin te garanderen, maar verder kijken we echt naar hoe we het samen kunnen doen. Daarvoor hebben wij sinds een aantal jaar al onze medewerkers getraind in een vorm van motiverende gesprekstechnieken. Zo praten we samen met de gezinsleden over de zorgen die er zijn, maar we bespreken ook hun krachten. Samen maken we een analyse van het gezin en kijken we naar het patroon dat de onveiligheid in stand houdt. Zo kunnen we vervolgens samen passende hulpverlening inzetten.’

Nadruk op samenwerking

Bij Jeugdbescherming krijgen gezinnen weliswaar jeugdhulp in een gedwongen kader, toch kiest Gunthers organisatie voor een aanpak die dwang en drang waar mogelijk vervangt door samenwerking. Ook wanneer ouders de veiligheidsafspraken niet nakomen, gaan ze het gesprek aan. Uiteindelijk wil ze met ouders analyseren wat er goed gaat in het gezin, wat er misgaat en wat er nodig is. Die analyse moet goed zijn, vindt zij. ‘Zo kunnen we de juiste hulpverlening inzetten, waarmee we het patroon van een gezin kunnen doorbreken en uithuisplaatsing voorkomen. Dat lukt helaas niet altijd.’ Ze plaatst daar een kanttekening bij: soms sluit het hulpaanbod niet goed aan. ‘Daarnaast zijn er weleens (te) lange wachtlijsten.’

‘We zouden de samenwerking als instellingen onderling net zo serieus moeten nemen als de samenwerking met een gezin.’

Open aansluiten bij gezinnen

Jacobs heeft een andere ervaring. In haar casussen luisterden jeugdprofessionals vaak te weinig naar het gezin en de kennis van wijkteams. Hoewel ze in een probleemwijk werkte, heeft ze geen acute onveiligheid meegemaakt en wilden gezinnen altijd samenwerken. Die goede aansluiting heeft te maken met openheid naar het gezin toe.

Jacobs: ‘Soms krijg ik een melding van een buurtbewoner dat een jong kind alleen thuis is. De melder vindt dat niet kunnen. Ik stel zo’n norm niet, ik ga eerst kijken en vragen stellen.’ Gunther: ‘Ik vind dit een kwestie van acute onveiligheid. Een kind van drie heeft een volwassene nodig om het overzicht te bewaren, om te helpen als er iets is, om te reguleren en om situaties voor het kind te overzien.

Het is ook zo dat het Actuarieel Risicotaxatie instrument (ARIJ) voor jeugdzorg, bij kinderen onder de vijf een zwaardere weging toepast aangezien deze kinderen niet voor zichzelf kunnen opkomen. Wij zouden ook met deze ouders in gesprek gaan, maar wel dwingender zijn: ‘dit doe je dus niet meer.’ Jacobs: ‘Zonder dergelijke stelligheid krijg je een ander gesprek. Dan kan ik uitleggen dat andere mensen ervan schrikken als ouders hun kinderen alleen laten, dat er dan een melding bij ons binnenkomt waarvan ouders zelf ook onrustig worden. Ik maak een afspraak over “de kinderen niet alleen laten” en evalueer deze met de ouders. Mensen willen daar altijd wel aan meewerken. De vraag is: Hoe erg schrik je ervan en hoe ga je er vervolgens mee om?’

Professional als instrument

Jacobs merkt op dat zulk soort gezinnen soms ook bij jeugdbescherming terechtkomen. Dat komt volgens haar vanwege onvolledige analyses: ‘Ik ken de casussen uit mijn wijk door en door, vooral die van de multiprobleemgezinnen. Ik zie dat voogden of andere jeugdhulpprofessionals de analyse niet altijd juist hebben als zij het overnemen. Hun manier van onderzoek is vooral gericht op wat er allemaal niet goed gaat in dit gezin. Dan krijg je een heel ander beeld van het gezin.’ In haar ervaring bestaat het risico dat ze zo’n beeld communiceren aan collega’s, die dat beeld overnemen. ‘Als ik dan met mijn perspectief kom, heeft het eigenlijk geen zin meer.'

‘Wat geven ouders aan nodig te hebben? Ik denk dat we creatiever daarover kunnen nadenken.’

Jacobs houding roept weerstand op, merkt ze: ‘Ik ben tegen dwang en drang en uithuisplaatsing en dat mag je eigenlijk niet zijn, want dat roept angst op. Het betekent dat we onder ogen moeten zien dat sommige kinderen niet volledig veilig zijn en dat verdragen mensen niet. Tegelijkertijd vind ik die kinderen wel veilig, anders zou ik ze wel doorverwijzen. Je eigen kijk op veiligheid speelt mee.’ Gunther: ‘Tegelijkertijd spelen jouw slechte ervaringen met dat soort instellingen mee. Ik herken de dingen die je zegt vanuit mijn organisatie namelijk niet, wij werken juist ook met krachtanalyses.’ Jacobs knikt: ‘Dat klopt, ik kan niet voor iedereen spreken, maar dit is wel wat ik heb meegemaakt.’

Haike Jacobs.
Haike Jacobs.

Beter samenwerken

Uithuisplaatsingen voorkomen, heeft vooral te maken met een focus op samenwerking met gezinnen, blijkt uit het gesprek met de twee professionals. Wie door een open houding goed met een gezin samenwerkt, werkt aan een kloppende, genuanceerde analyse. Hoe kunnen we de jeugdhulp nog beter organiseren? Gunther: ‘Misschien moeten we meer als één organisatie werken, zoals dat in het toekomstscenario kind- en gezinsbescherming is verwoord. Nu heb je allerlei verschillende instellingen: Veilig Thuis, wijkteams, Jeugdbescherming, et cetera. We moeten de samenwerking als instellingen onderling net zo serieus nemen als de samenwerking met een gezin. Maar je blijft natuurlijk houden dat je te maken hebt met verschillende medewerkers. Niet iedereen is het altijd eens met elkaar, omdat je je eigen ervaringen meeneemt in je werk.’

Jacobs vult aan: ‘Als we naar gezinnen toe een respectvolle houding aannemen, moeten we dat ook bij collega’s doen. We moeten kijken naar wat zij inbrengen. Meningsverschillen zijn in die zin juist interessant, omdat iedereen zijn eigen expertise heeft. Ik denk dat we moeten werken vanuit meer vertrouwen, ook richting het gezin. Niet vanuit de focus op het negatieve in de paniek- en actiestand schieten, maar vanuit rust analyseren wat het gezin nodig heeft.’ Gespreksleider Pia van den Boom concludeert dat we in casussen een andere vraag moeten stellen. Niet: “moeten we een kind wel of niet uit huis plaatsen?” De vraag “wat is er nodig om dit kind thuis te laten opgroeien?” moet voorop staan. Van den Boom: ‘Laten we daarbij vooral kritisch blijven kijken naar welke ervaringen, angsten en normen en waarden we in zo’n gesprek meenemen als professional. Het is belangrijk om als samenwerkingspartners in de jeugdhulp vanuit een open en nieuwsgierige houding met elkaar in gesprek te gaan. Niet alleen over ieders visie op het voorkomen van uithuisplaatsingen, maar vooral ook over wat dit betekent voor hoe professionals handelen in de praktijk, nu en in de toekomst. Wat zijn de kleine stapjes die we – iedere individuele professional evenals gezamenlijk – kunnen maken richting een grote ambitie zoals nul uithuisplaatsingen?’ Gunther, Jacobs en van den Boom zijn het over één ding met elkaar volledig eens: alleen samen komen we verder.

Samen met de beroepsverenigingen en StroomOP organiseert BGZJ regelmatig masterminds. Daarin gaan gedragswetenschappers en psychiaters in kleine intervisiegroepen met elkaar aan de slag met hun persoonlijke ambities en dilemma’s om de jeugdhulp steeds beter te maken. Door elkaars ‘mind’ te benutten en grote ambities te vertalen naar kleine experimenten in de dagelijkse werkpraktijk. Interesse? Stuur een mail naar contact@bgzj.nl of kijk op de website van BGZJ.

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.