Intensieve behandeling laat het kwik op strijdthermometer dalen

In de praktijk

Hoe zorgen we ervoor dat de jeugdconsulenten van het Sociaal Team veiligheid en onveiligheid goed in kaart hebben? En dat er hierdoor minder uithuisplaatsingen plaatsvinden? Om die vragen te beantwoorden besloot contractmanager Sociaal Domein, Gea Jalving, de hulp van gedragsdeskundige Manna van ’t Slot in te roepen.

Twee losse foto's van Gea Jalving en Manna van 't Slot
Beeld: ©Zorg voor de Jeugd

Zo startte de gemeente Coevorden met een leerroute Signs of Safety met daaropvolgend een pilot met intensieve vrijwillige hulp. Zo kon in ieder geval voor twee jonge ouders die in een problematische echtscheiding lagen voorkomen worden dat er een maatregel voor hun 3 jaar oude zoontje opgelegd werd.

Het sociaal team is in de gemeente Coevorden onderdeel van de gemeente. Om ervoor te zorgen dat de (on)veiligheid van kinderen goed in beeld is, moest er volgens Gea Jalving, contractmanager Sociaal Domein, duidelijke regie gevoerd worden. Hulp met ‘een kop en een staart’ en met een jeugdconsulent die met een overzichtelijk veiligheidsplan aan de slag gaat om de veiligheid binnen een gezin dat met het sociale team in aanraking komt te verbeteren.

‘Zo’n veertien maanden geleden zijn onze jeugdconsulenten samen met Manna van ’t Slot aan de slag gegaan met een coachingstraject van Signs of Safety. Signs of Safety is een benaderingswijze die ouders, kinderen en hun netwerk in het centrum van alle beslissingen wil zetten. De nadruk ligt op concrete dagelijkse veiligheid en op wat er al wél goed gaat. Het betrekken van het eigen netwerk moet ertoe leiden dat de veiligheid bij gezinnen thuis verbetert.

Gaandeweg kwam steeds meer naar voren dat we op het gebied van hoog-risicocasuïstiek te weinig in huis hebben om dit zo intensief te begeleiden. De eigen kracht van gezinnen moet centraal staan, maar de ervaring leert dat dit de afgelopen jaren eigenlijk te weinig wordt nagestreefd in de jeugdhulpverlening.

Vaak wordt er gehandeld vanuit de gedachtegang dat er een hulpverlener ingezet moet worden om de gezinssituatie veiliger te maken. Maar je moet juist mensen uit de omgeving ondersteunen om de veiligheid van de kinderen te verbeteren. We zien regelmatig dat het daar strandt, maar uiteindelijk denk ik: als je nu investeert in mensen die belangrijk zijn voor het kind, dan kan je op lange termijn voor een veilige thuissituatie zorgen.

Daarom hebben we na die veertien maanden een vervolg hieraan gegeven. Door middel van een pilot onderzoeken we nu hoe we de jeugdhulp anders kunnen vormgeven.’

‘De eerste keer was het een kwartier lang slaan, overgeven en schreeuwen waarbij de moeder Delano uit de armen van zijn vader greep’

Problematische echtscheiding

De pilot draaide om twee jonge ouders in een problematische (v)echtscheiding en huiselijk geweld. Bij de overdrachtsmomenten van hun zoontje, vertoonde het 3-jarige jongetje zorgelijk gedrag als bijten, spugen en slaan. Daarnaast heeft hij een ernstige taalachterstand, moeilijkheden met eten en gedragsproblemen. Toen Manna en haar collega met het gezin aan de slag gingen, waren er maar liefst veertien hulpverleners bij het gezin betrokken.

‘De vader en moeder van Delano* waren bij alle afdelingen van de gemeente bekend: wmo, schuldhulpverlening, team werk. Doordat ze op twee verschillende adressen wonen, hadden ze allebei met een ander hulpverlenersnetwerk te maken. Daarnaast hadden ze ook geen contact met elkaar, waardoor er veertien hulpverleners naast (en langs) elkaar werkten.

Een foto van Manna van 't Slot die een microfoon vasthoudt.
Beeld: ©Zorg voor de Jeugd
Manna van ’t Slot: ‘Ik maakte een strijdthermometer om het visueel te maken dat er een relatie was tussen het gedrag van de ouders en het effect op hun kind.’

Er werden drie meldingen bij Veilig Thuis gedaan. Hierdoor was de verwachting dat er een maatregel opgelegd zou worden door de kinderrechter en dat Delano mogelijk uithuisgeplaatst zou moeten worden.

Om dat te voorkomen zijn we een zeer intensief traject met het gezin gestart, gestoeld op Signs of Safety. De eerste drie maanden waren we acht uur per week bij het gezin betrokken, de drie maanden erna zo’n zes uur, het tweede half jaar vier uur en nu in de eindfase zijn we er nog twee uur per week.

We waren voornamelijk ter plaatse bij alle overdrachtsmomenten op vrijdagmiddag en zondag. De eerste keer was het een kwartier lang slaan, overgeven en schreeuwen waarbij de moeder Delano uit de armen van zijn vader greep en vader verbaal agressief werd. De daaropvolgende keer namen we als ministapje dat we samen eens even zouden wachten aan de zijkant van een speeltuintje in plaats van een kantoorruimte.

Iedere keer beloonden we zowel moeder als vader op de dingen die wél goed gingen. ‘Goed dat je bent blijven wachten’, zei ik dan. ‘Kijk, zie je wat er met je zoon gebeurt?’ Na vijf keer konden ze het zonder mij proberen.

Een tekening van een thermometer met vrolijke en blije gezichtjes in plaats van temperaturen.
Beeld: ©Zorg voor de Jeugd
Manna werkte met een strijdthermometer om te laten zien dat het gedrag van de ouders direct effect op hun zoon had.

Ik maakte ook een strijdthermometer om het visueel te maken dat er een relatie was tussen het gedrag van de ouders en het effect op hun kind. Door tekeningen en door het iedere keer voor te doen, werd het de ouders steeds duidelijker dan ze zelf een groot aandeel hadden in de gedragsverbetering van Delano.

Tijdens psycho-educatie wordt vaak een hoop uitgelegd, maar ouders beschikken soms niet over de rust of expertise om het in de praktijk toe te passen. Tekenen, voordoen en samen doen is dus cruciaal.’

‘Op een gegeven moment moet het netwerk het overnemen om ouders aan te spreken en te zeggen: weet je nog wat het voor je kind betekent als je je nu zo gedraagt?’

Eigen netwerk

Een ander belangrijk onderdeel van de aanpak was het betrekken van het eigen netwerk om zo meer mensen verantwoordelijk te maken voor de veiligheid en ontwikkeling van Delano. Daarvoor kwamen in dit gezin behoorlijk wat samenwerkingskills om de hoek kijken.

‘Je eigen netwerk betrekken wordt vaak niet gedaan door ouders vanwege schaamte. Ook in dit gezin waren de ouders geneigd om zich af te zetten tegen die ‘elitaire hulpverleners’. Juist daarom was het nog belangrijker om mensen uit hun eigen omgeving te betrekken waar wel automatisch respect voor is. Op een gegeven moment moet het netwerk het overnemen om ouders aan te spreken en te zeggen: weet je nog wat het voor je kind betekent als je je nu zo gedraagt?

Het is ons gelukt om de familie, de peuterspeelzaaljuf en het consultatiebureau te betrekken. In deze fase leert iedereen hoe ze op een goede manier kunnen interveniëren. Ze zijn best wel gemotiveerd, omdat ze zien dat het gedrag van Delano al 180 graden gedraaid is. Hij gaat nu soepel mee tijdens de overdracht naar papa of mama. Zijn taalvaardigheden, eet- en gedragsproblemen zijn sterk verbeterd en de inzet van een maatregel is niet noodzakelijk.’

‘Heel veel recent onderzoek toont aan dat hoe graag we ook willen dat kinderen en het netwerk van het gezin intensief betrokken worden, dit niet of nauwelijks gebeurt’

Verbeteringen jeugdhulp

De pilot met de ouders van Delano en hun netwerk is erop gericht om te onderzoeken hoe er preventief expertise in kan worden gezet om een uithuisplaatsing te voorkomen. Volgens Manna moet er nog behoorlijk wat veranderen wat betreft mindset en werkwijze om dit te kunnen realiseren.

‘Een grote zorg die ik heb is dat bij veel jeugdzorgorganisaties waar ik gewerkt heb alleen maar ‘regie gevoerd’ wordt. Niemand doet nog het echte werk: het werken met de gezinnen zelf. GI’s, Veilig Thuis en wijkteams sturen hun mensen vaak actief aan met de boodschap: ‘Jullie zijn geen hulpverleners, maar casemanagers.’ Hierdoor moet hulp steeds ingekocht worden, terwijl je volgens mij eigenaar moet worden van dat je het wél kan. Je zou wijkteams en CJG’s sterk moeten maken om het preventieve veld intensiever in te zetten ter voorkoming van ondertoezichtstellingen.

Heel veel recent onderzoek toont aan dat hoe graag we ook willen dat kinderen en het netwerk van het gezin intensief betrokken worden, dit niet of nauwelijks gebeurt. Voor veel hulpverleners is het soms lastig om in te schatten waar de veiligheidsgrens ligt. Dat is niet een zwart-witgegeven. Ik ben er heilig van overtuigd dat er veel meer kan dan wat wij denken. Het loopt vaker mis door weerstand tussen de ouders en de hulpverleners. De taxatie van veiligheid is een proces naar ‘goed genoeg’.

Voor dit gezin hebben we niet gekeken naar het perspectief van één persoon, maar hebben we de waarnemingen van Veilig Thuis, de vrouwenopvang, de ggz-hulpverlener van moeder, die van vader en familieleden naast elkaar gelegd. Daarnaast zijn we gaan werken met alles wat wél goed ging. Want wat je aandacht geeft groeit en hierdoor komt er ook ruimte om te laten zien wat er nog beter kan.

De kwaliteit van de hulpverlening is overigens niet toe te schrijven aan de individuele personen: een team en de organisatie bepalen de kwaliteit van de zorgverlening. Je ziet vaak dat er geen ruimte en tijd is voor zo’n grondige aanpak. Maar dit is wel de manier om op lange termijn de uithuisplaatsingen en tweedelijnstrajecten terug te dringen.’

* De namen van zowel het zoontje als de ouders uit het beschreven gezin zijn ter bescherming van de privacy gefingeerd.

Reactie toevoegen

U kunt hier een reactie plaatsen. Ongepaste reacties worden niet geplaatst. Uw reactie mag maximaal 2000 karakters tellen.

* verplichte velden

Uw reactie mag maximaal 2000 karakters lang zijn.

Reacties

Er zijn nu geen reacties gepubliceerd.